Meer vrouwen in de top van grote bedrijven
Een grote doorbraak zojuist in het Europees Parlement in Straatsburg. Na ruim tien jaar stilstand bereikten we met de Raad een akkoord over een quotum voor meer vrouwen in de top van grote bedrijven.
Ik onderhandelde de wet namens het Europees Parlement. Na lang tegenstribbelen door onder meer Nederland, zetten we eindelijk bindende middelen in voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Een noodzakelijke stap, want de cijfers laten zien dat gelijkheid in het bedrijfsleven niet vanzelf komt.
Een schep er bovenop
Waar we in Nederland vaak denken voorop te lopen, duurde het al enorm lang voordat bindende regels voor meer gendergelijkheid kwamen. Wolters bereikt met dit akkoord een schep bovenop de huidige Nederlandse ambitie.
Tegen 2026 zullen duizenden Europese bedrijven meer vrouwen in hun raden van bestuur moeten hebben en moeten zorgen voor 40% vrouwen in de bestuurskamer in alle 27 lidstaten. Slechts één lidstaat heeft dat op dit moment en 18 hebben zelfs helemaal geen wetgeving.
Domino-effect
Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de bedrijfstop is nog steeds de bittere realiteit. En dat is teleurstellend. Want meer vrouwen in de top, leidt tot een domino-effect. Vrouwen inspireren zo meer vrouwelijke managers en ontmantelen genderstereotypen.
Meer vrouwen in de top van bedrijven helpt ook de loonkloof tussen mannen en vrouwen verkleinen en leidt tot meer algemene bewustwording binnen bedrijven over ongelijke behandeling, zoals bijvoorbeeld het benadelen van vrouwen in hun carrière wanneer zij met zwangerschapsverlof zijn.
Duw in goede richting
Maar een quotum kan niet alleen helpen het glazen plafond te slechten en ongelijkheid op de werkvloer te verminderen, het is ook noodzakelijk voor beter bestuur van bedrijven. Een divers bestuur geeft meer perspectieven aan de bestuurstafel. Met dit Europese quotum geven we gelijkheid en diversiteit op de werkvloer een duw in de goede richting.
Na deze deal wordt het akkoord nog een laatste keer in stemming gebracht in de Raad en het Europees Parlement. Daarna hebben lidstaten twee jaar tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving.